Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dauwt

Werkwoord

vervoeging van
bedauwen

bedauwt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedauwen
    • Jij bedauwt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedauwen
    • Hij bedauwt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bedauwen
    • Bedauwt! 

Gangbaarheid