Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·broedt

Werkwoord

vervoeging van
bebroeden

bebroedt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bebroeden
    • Jij bebroedt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bebroeden
    • Hij bebroedt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bebroeden
    • Bebroedt!