baskiske
Deens
Woordafbreking
- bas·kis·ke
Bijvoeglijk naamwoord
- bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van baskisk
baskiske, mv
- onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van baskisk
Noors
Woordafbreking
- bas·kis·ke
Naar frequentie | > 50000 |
---|
Bijvoeglijk naamwoord
- bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van baskisk
baskiske, mv
- onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van baskisk
Nynorsk
Woordafbreking
- bas·kis·ke
Bijvoeglijk naamwoord
- bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van baskisk
baskiske, mv
- onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van baskisk