Deens

Woordafbreking
  • bas·kis·ke

Bijvoeglijk naamwoord

baskiske, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van baskisk

baskiske, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van baskisk


Noors

Woordafbreking
  • bas·kis·ke
Naar frequentie > 50000

Bijvoeglijk naamwoord

baskiske, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van baskisk

baskiske, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van baskisk


Nynorsk

Woordafbreking
  • bas·kis·ke

Bijvoeglijk naamwoord

baskiske, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van baskisk

baskiske, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van baskisk