Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·sis·exa·men
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord basisexamen basisexamens
verkleinwoord basisexamentje basisexamentjes

Zelfstandig naamwoord

het basisexameno

  1. een eerste toets in het begin van een studie; afsluitende toets van een beginnerscursus
     Refaat haalde het basisexamen op kandidatenniveau niet eens voordat hij de universiteit verliet en zich aan zaken ging wijden.[1]
     Minister Asscher van Sociale Zaken heeft daarom gekeken of de Turkse imams in hun eigen land het verplichte basisexamen inburgering kunnen volgen. Voor vreemdelingen uit niet-Europese landen is een inburgeringsdiploma verplicht voor een Nederlandse werkvergunning aangevraagd kan worden.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  2.   Weblink bron “Turkse imam kan niet tot inburgeringscursus worden gedwongen in eigen land” (Maandag 5 december 2016), NOS