Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • barst
enkelvoud meervoud
naamwoord barst barsten
verkleinwoord barstje barstjes

Zelfstandig naamwoord

de barstv / m

  1. breuklijn in een breekbaar voorwerp
    • Er zit een barst in de voorruit. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • geen barst
    helemaal niets
• Ik snap er geen barst van, want wiskunde is veel te moeilijk voor mij. 

 Het kon haar geen barst schelen hoe laat het was.[1]

Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

barst

  1. onverbogen vorm van de overtreffende trap van bar

Bijvoeglijk naamwoord

  1. onverbogen vorm van de overtreffende trap van bars

Werkwoord

vervoeging van
barsten

barst

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van barsten
  2. gebiedende wijs van barsten

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen