Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bar·re·tjes

Zelfstandig naamwoord

de barretjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord bar
     Volle eettafels, barretjes waarop talloze glazen stonden, de lachende gezichten van Max en Dennis.[1]

Verwijzingen