Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bar·man
Woordherkomst en -opbouw

samenstelling van  bar zn  en  man zn  [1]

enkelvoud meervoud
naamwoord barman barmannen
barlieden
barlui
verkleinwoord barmannetje barmannetjes

Zelfstandig naamwoord

de barmanm

  1. (beroep) iemand die achter de bar staat en drankjes voor de gasten inschenkt
     De anonimiteit en vluchtigheid die een verblijf in een hotel normaal gesproken kenmerken, die de sensatie van treurnis en opwinding teweegbrengen dat je tijdelijk in een niemandsland tussen vertrek van huis en thuiskomst verzeild bent geraakt, waar, omdat er niets gebeurt, net zo goed alles zou kunnen gebeuren, en die een man alleen tussen vreemde lakens na een whisky te veel, achterovergeslagen op een kruk aan de bar in de lobby met een laatste slappe grap voor de stoïcijns glazen polerende barman, op het idee kunnen brengen dat er geen haan naar zou kraaien als hij de nachtportier belde met de vraag of hij iemand kende die haar diensten aanbood, waarbij het alleen die whisky te veel is die hem ervan weerhoudt om dat ook echt te doen, zijn hier in Grand Hotel Europa bleke herinneringen aan een moderniteit die zich ver weg van hier afspeelt in een andere wereld.[2]
     Toen ik bij de barman naar de wificode informeerde, bromde hij dat het internet al een week niet werkte.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 29
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Tsjechisch

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

barman m bezield

  1. (beroep) barman
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen