Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bank·le·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord banklening bankleningen
verkleinwoord bankleninkje bankleninkjes

Zelfstandig naamwoord

de bankleningv

  1. de keer dat men geld leent bij een bank
     Banklening: Volgens Turkse media heeft Sarigül samen met zakenpartners in 1998 een lening van 3,5 miljoen dollar bij een Turkse bank afgesloten en vervolgens niet afgelost. De bankpapieren waren lange tijd kwijt, maar zijn onlangs door een bankier afgeleverd bij de autoriteiten.[1]
     Een week geleden kondigde de minister van Financiën al aan dat geiten, schapen of koeien als onderpand mogen dienen bij een banklening.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Politicus Istanbul raakt alles kwijt” (Vrijdag 17 januari 2014), NOS
  2.   Weblink bron “Schoolgeld betalen met een geit: de ruilhandel is terug in Zimbabwe” (Donderdag 20 april 2017), NOS