Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bank·frau·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bankfraudeur bankfraudeurs
verkleinwoord bankfraudeurtje bankfraudeurtjes

Zelfstandig naamwoord

de bankfraudeurm

  1. (economie) iemand die met behulp van een bank bedrog pleegt
     Duitsland en Frankrijk konden één land zijn geworden, of meerdere landen met dezelfde taal, zoals Luxemburg, België en Frankrijk? Zou het bergland Zwitserland, moeilijk te veroveren en niet zo waardevol voor de tijd van de klokken, chocoladerepen en bankfraudeurs, het enige gebied in Europa zijn geworden waar ze Duits spraken? En hoe had de taal van de Germanen geklonken als die gelatiniseerd was? De fantasieën losten elkaar af.[1]
     In Frankrijk is hij meer een beroemdheid dan een crimineel. De grootste bankfraudeur uit de geschiedenis, Jérôme Kerviel. Hij liet het astronomische bedrag van 5 miljard euro verdampen door foute speculaties. En hij verzette zich tot op het laatst tegen zijn gevangenisstraf. Maar die strijd heeft hij nu verloren.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  2.   Weblink bron “De man van 5 miljard heeft z'n strijd verloren” (Maandag 19 mei 2014), NOS