Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·di·tis·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord banditisme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het banditismeo

  1. het optreden van bandieten, georganiseerde misdadigheid

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be