bambino
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bam·bi·no
Woordherkomst en -opbouw
- van Italiaans bambino, in Nederlandse teksten in de 19e eeuw eerst gebruikt om met een vreemd woord te verwijzen naar "Sant(issim)o Bambino", het Christuskind of een afbeelding daarvan; in de betekenis van "kleine jongen" aangetroffen vanaf 1880 (zie vindplaats hieronder) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bambino | bambini bambino's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de bambino m
- (informeel) jonge zoon of dochter
- "Luigi!" roept hij tegen het lawaai van de motor in. "Wanneer ga jij nu eindelijk eens trouwen? Of moet de bambino eerst geboren zijn?" [2]
- kleine, nog mollige jongen
- Zij was negentien jaren, eene jeugdige moeder met een bambino van tien maanden half naakt op haar schoot. [3]
Gangbaarheid
- Het woord bambino staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bambino" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ bambino op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Metz, M."Bella sposa" in: NRC Handelsblad jrg. 24 nr. 148 (24 maart 1994); p. 26 kol. 8; geraadpleegd 2019-02-06
- ↑ Vosmaer, C.Amazone. (1880) Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage; p. 24; geraadpleegd 2019-02-06
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Italiaans
Uitspraak
Woordafbreking
- bam·bi·no
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bambino | bambini |
Zelfstandig naamwoord
bambino m