bakkeleit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bak·ke·leit
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bakkeleien |
bakkeleit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bakkeleien
- Jij bakkeleit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bakkeleien
- Hij bakkeleit.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bakkeleien
- Bakkeleit!