Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·kert

Werkwoord

vervoeging van
bakeren

bakert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bakeren
    • Jij bakert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bakeren
    • Hij bakert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bakeren
    • Bakert!