Nederlands

 
1. nog in hun geheel eetbare kolfjes van jonge maisplanten
Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·by·ma·is
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord babymaïs -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de babymaïsm

  1. (kookkunst) nog in hun geheel eetbare kolfjes van jonge maisplanten (Zea mays  )
    • De parelhoen, een boutje met precies de goede garing, ligt tussen de popcorn, gegrilde maïs, in zuur gelegde babymaïs en polenta, het is een beetje zoet, maar toch verleidelijk lekker. [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen