Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baat·zucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baatzucht -
verkleinwoord baatzuchtje -

Zelfstandig naamwoord

de baatzuchtv / m

  1. onedelmoedige en overdreven zucht tot eigen voordeel
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen