Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baan·sport
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baansport baansporten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de baansportv / m

  1. (sport) sport die men beoefent op een speciaal voor die sport aangelegde baan
     Technisch directeur Johan Lammerts van de KNWU betreurt het besluit van Wolff. "Dit is vooral een keuze van René", zegt hij. "Wij vinden het jammer dat René ons gaat verlaten en zijn hem dankbaar voor wat hij voor de baansport betekend heeft."[1]
     Ze komt nog maar net kijken in de baansport, maar nu al doet Laurine van Riessen iets waar veel Nederlandse baanrenners alleen maar jaloers op kunnen zijn. Ze sluit zich aan bij een commerciële ploeg. Met de Britse Matrix-ploeg gaat ze het traject richting de Olympische Spelen in Tokio in 2020 in.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Vrees baanrenners komt uit: Wolff na WK weg als bondscoach” (Maandag 13 maart 2017, 16:32), NOS
  2.   Weblink bron “Van Riessen gaat weer commercieel, nu op de baan” (Dinsdag 24 januari 2017, 18:06), NOS