baai

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baai
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inham’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1]
  • [2] [3] [4] [5] [6]
enkelvoud meervoud
naamwoord baai baaien
verkleinwoord baaitje baaitjes

Zelfstandig naamwoord

baai v / m [7]

  1. (geologie) een landinwaartse uitstulping van een zee of oceaan [8]
    • De boottocht door de baai was echt fenomenaal! 

baai o / m

  1. (textiel) bepaald soort weefsel, flanel [9]
  2. bepaald soort krullende pijptabak [10]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[11]

Meer informatie

Verwijzingen