bêtise
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bê·ti·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bêtise | bêtises |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bêtise v
- (verouderd) domheid, iets dat onzinnig is
- ▸ Na koffie gedronken te hebben, begon het Groot Dictee. Niettegenstaande de taalcriticus Charivarius zijn macedoine ‘Is dat goed Nederlands ?’, die verrukkelijke thesaurus vol linguïstische bêtises, publiceerde in 1940, zou het journaille anno hodie een raillerend exposé van onze pennenstrijd alsnog met dit piteuze zinnetje kunnen initiëren.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord bêtise staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ bêtise op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Een przewalskipaardenmiddel” (19 december 2013), Reformatorisch Dagblad
Frans
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
bêtise v