Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • avond·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord avondwinkel avondwinkels
verkleinwoord avondwinkeltje avondwinkeltjes

Zelfstandig naamwoord

avondwinkel m

  1. een winkel die in de avonduren en in het begin van de nacht is geopend
    • Hij wilde nog wat boodschappen doen, maar de supermarkt was al gesloten. Hij ging daarom naar de avondwinkel. 

Gangbaarheid