Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • a·va·lar
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
avalar
avalaba
avalaba
volledig

Werkwoord

avalar

  1. overgankelijk borg staan voor, garant staan voor, steunen, borgen, garanderen

Verwijzingen