automecanicien
.
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: automecanicien (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑutomekaniˌʃɛ̃ / (6 lettergrepen)
Woordafbreking
- au·to·me·ca·ni·cien
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van auto zn en mecanicien zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | automecanicien | automecaniciens |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de automecanicien m
- (beroep) vakman die de werking van motorvoertuigen met een carrosserie herstelt of verbetert
- ▸ Twee jaar had ze gevrijd met een automecanicien die in de zomer ook wielrenner was.[1]
- ▸ De Limburgse afdeling van Federauto, de federatie voor de autohandel en - reparatie, trekt aan de alarmbel. Volgens de vereniging zijn de automecaniciens die aan de Limburgse secundaire beroepsscholen afzwaaien, onvoldoende voorbereid op het beroepsleven.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van automecanicienne
Gangbaarheid
- Het woord automecanicien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Op een wit paard naar Geel.” (1989), Uitgeverij de Roerdomp, Brecht/Antwerpen, ISBN 90 6307 681 9, p. 137
- ↑ Weblink bron “Vorming automecaniciens is ontoereikend” (13 juli 2004) op standaard.be