assistent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- as·sis·tent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | assistent | assistenten |
verkleinwoord | assistentje | assistentjes |
Zelfstandig naamwoord
de assistent m
- een mannelijk of vrouwelijk persoon die ondersteunt
- Zijn assistent zorgde voor het maken van een nieuwe afspraak.
- Hij is de assistent van de burgemeester.
- ▸ Hij was gekleed in een uniform met de aanduidingen van de SOE en de rang van sergeant, gedoucht en geschoren toen hij op de afrondende afspraak verscheen met kolonel Grumpy, zoals iedereen de chef noemde, en zijn twee assistenten.[3]
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van assistente
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een persoon die ondersteunt
Gangbaarheid
- Het woord assistent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "assistent" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "assistent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ assistent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be