Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·sis·teert

Werkwoord

vervoeging van
assisteren

assisteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assisteren
    • Jij assisteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assisteren
    • Hij assisteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van assisteren
    • Assisteert!