asperge
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- as·per·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plant’ voor het eerst aangetroffen in 1583 [1]
- van Frans asperge [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | asperge | asperges |
verkleinwoord | aspergetje | aspergetjes |
Zelfstandig naamwoord
- (bloemplanten) Asparagus officinalis subsp. officinalis een plant die in het wild vooral voorkomt in kuststreken en langs rivieren. De plant wordt vanwege de jonge scheuten geteeld als groente. Er zijn witte, groene en paarse asperges op de markt. De witte zijn onder de grond gegroeid en uit het licht gehouden, de groene en paarse asperges hebben wel zon gezien. In Noordwest-Europa zijn witte het meest gebruikelijk, in landen als Italië groene
- (groente) de jonge scheuten van deze plant
- Asperges zijn een dure groente en wordt dan ook wel het witte goud genoemd.
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
- armeluisasperge, groene asperge, hangasperge, pluimasperge, puntasperge, sierasperge, sikkelasperge, sleepasperge, slierasperge, soepasperge, stoofasperge, tuinasperge
Afgeleide begrippen
- asperge-erwt, aspergefamilie, paarse aspergeorchis
- aspergeachtig, aspergeakker, aspergebed, aspergebedrijf, aspergeboon, aspergeboorvlieg, aspergebroccoli, aspergecocktail, aspergecroissant, aspergehaan, aspergehaantje, aspergekever, aspergekookvocht, aspergekoop, aspergekop, aspergekweker, aspergeloof, aspergeloot, aspergemenu, aspergemes, aspergeoogst, aspergeoogstmachine, aspergeorchis, aspergeplant, aspergepunt, aspergepuree, aspergeragout, aspergerobot, aspergeroomsoep, aspergesalade, aspergescheut, aspergeschotel, aspergeseizoen, aspergesla, aspergesoep, aspergesteekmachine, aspergesteken, aspergesteker, aspergestengel, aspergetaart, aspergetang, aspergeteelt, aspergeteler, aspergetor, aspergeveld, aspergevlieg, rode aspergekever
Vertalingen
1. Asperagas officinalis, een plant waarvan de jonge scheuten geteeld worden als groente
Gangbaarheid
- Het woord asperge staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "asperge" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] asperge in het Nederlands Soortenregister N
- [1] asperge op Wikidata
- [1] asperge op "Wilde planten in Nederland en België" ♣
Verwijzingen
- ↑ "asperge" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ asperge op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
asperge v
- asperge
- (spreektaal) bonenstaak, slungel
- «Arthur est une grande asperge.»
- Arthur is een lange bonenstaak. [1]
- «Arthur est une grande asperge.»
- (spreektaal) piemel [1]
Overerving en ontlening
Verwijzingen
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
asperger |
asperge