Nederlands

 
aslager
Uitspraak
Woordafbreking
  • as·la·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aslager aslagers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

aslager m/o [1]

  1. (techniek) een constructie die er voor zorgt dat een as beter kan draaien door het verlagen van de wrijving
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

49 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen