Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • ash·wa·gan·da
enkelvoud meervoud
naamwoord ashwaganda ashwaganda's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ashwaganda

  1. (bloemplanten) (medisch) (kruid) Withania somnifera   een plantensoort uit de nachtschadefamilie. De soort kan tot anderhalve meter hoog groeien (struik) en komt in heel Afrika, het Middellandse Zeegebied, Zuid-Azië   en Mauritius voor. In de traditionele Indiase kruidenheelkunde van de ayurveda speelt ashwagandha een belangrijke rol als afrodisiacum vanwege de libidoverhogende werking
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie