Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • arm·za·li·ger

Bijvoeglijk naamwoord

armzaliger

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van armzalig
     En het zou een armzaliger leven zijn geworden zonder Ingeborg. Zo was het. Boven alles op aarde hield hij ook nu nog van Ingeborg.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142