Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·gu·men·ten

Zelfstandig naamwoord

de argumentenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord argument


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
argumentar

argumenten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van argumentar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van argumentar