arbeidsgeschiktheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ar·beids·ge·schikt·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van arbeidsgeschikt met het achtervoegsel -heid
- samenstelling van arbeid zn en geschiktheid zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arbeidsgeschiktheid | arbeidsgeschiktheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- de mate waarin iemand in staat is om betaalde arbeid te verrichten
- In het verslag staan opmerkingen als „De directie is alleen geïnteresseerd in aantallen, niet in de kwaliteit van de keuring”, zo liet RTL Nieuws zien. Er heerst gebrek aan vertrouwen in de top. De woordvoerder wijst erop dat er niet alleen kritiek in staat. „Er blijkt ook duidelijk uit dat de mensen betrokken zijn bij hun cliënten en zich graag voor hen inzetten.” F. Paling, directeur uitvoering divisie arbeidsgeschiktheid, heeft er vertrouwen in dat de problemen kunnen worden opgelost. [2]
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord arbeidsgeschiktheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 21-10-2005 Onvrede onder artsen van UWV