Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·bei·ders·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeidersman arbeidersmannen
verkleinwoord arbeidersmannetje arbeidersmannetjes

Zelfstandig naamwoord

de arbeidersmanm

  1. arbeider
    • De arbeidersman verdronk zijn loon in de kroeg en liet zijn vrouw en kinderen aan hun lot over. 

Gangbaarheid