Een appelpannenkoek.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ap·pel·pan·nen·koek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord appelpannenkoek appelpannenkoeken
verkleinwoord appelpannenkoekje appelpannenkoekjes

Zelfstandig naamwoord

de appelpannenkoekm

  1. (voeding) een pannenkoek met appel
    • Kinderen vinden een appelpannenkoek vaak heel lekker. 

Gangbaarheid