apostilleert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- apos·til·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
apostilleren |
apostilleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apostilleren
- Jij apostilleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apostilleren
- Hij apostilleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van apostilleren
- Apostilleert!