Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ti·slip·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord antislipband antislipbanden
verkleinwoord antislipbandje antislipbandjes

Zelfstandig naamwoord

de antislipbandv / m

  1. een band die tegen slippen bestendig is
    • Heb jij een auto met antislipband? 

Gangbaarheid