Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·ti·kraak·wacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord antikraakwacht antikraakwachten
verkleinwoord antikraakwachtje antikraakwachtjes

Zelfstandig naamwoord

de antikraakwachtv / m

  1. één of meer personen die tijdelijk door de eigenaar in een pand geplaatst worden om te voorkomen dat het pand gekraakt wordt
Synoniemen

Meer informatie

Gangbaarheid