Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·tiek·han·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord antiekhandel antiekhandels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de antiekhandelm

  1. de in- en verkoop van oude voorwerpen
     Toch was ze graag door blijven werken in de antiekhandel. "Ik ben nog vol spirit. Je hebt natuurlijk iets opgebouwd in die 55 jaar." Ondanks de wil om door te gaan, wordt 'De Witte Boerderij' in april gesloten.[1]
  2. winkel waar men oude voorwerpen kan kopen
     Het poppenhuis wordt aangeboden door het Haarlemse John Endlich Antiquairs. Volgens de antiekhandel is er vooral vanuit Amerika veel interesse in dit soort oud-Hollandse antiek.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Steeds minder antiekzaken: 'Mensen willen licht en Scandinavisch'” (Donderdag 3 januari 2019, 08:44), NOS
  2.   Weblink bron “Peperduur poppenhuis te koop” (Donderdag 2 februari 2017, 13:37), NOS