Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·sicht·kaar·ten

Zelfstandig naamwoord

de ansichtkaartenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ansichtkaart
     Chantal zag dat er naast een stapeltje ansichtkaarten twee rode polsbandjes in het tasje lagen.[1]

Verwijzingen