Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ano·ma·lie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord anomalie anomalieën
verkleinwoord anomalietje anomalietjes

Zelfstandig naamwoord

de anomaliev

  1. afwijking, onregelmatigheid, strijdigheid met wet of regel
  2. (sterrenkunde) hoek tussen de voerstraal van een planeet met de grote as van haar ellipsbaan
  3. (medisch) afwijking van organen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  anomalie     l' anomalie     anomalies     les anomalies  

Zelfstandig naamwoord

anomalie v

  1. anomalie