ambulatorium
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- am·bu·la·to·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ambulatorium | ambulatoria ambulatoriums |
verkleinwoord | ambulatoriumpje | ambulatoriumpjes |
Zelfstandig naamwoord
het ambulatorium o
- (medisch) een centrum voor ambulante zorg, polikliniek
- een onderdeel van een abdij, kapittelkerk of kathedraal, meestal een vierkant van overdekte gangen met arcades rondom een open binnenplaats, heel geschikt om wandelend te mediteren
Synoniemen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord ambulatorium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.