Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • al·pen·kauw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord alpenkauw alpenkauwen
verkleinwoord alpenkauwtje alpenkauwtjes

Zelfstandig naamwoord

de alpenkauwv / m

  1. (zangvogels) Pyrrhocorax graculus   een grote zangvogel uit de familie van de kraaien. De alpenkauw behoort tot de kraaiachtigen (Corvidae) en is een van de kleinste leden uit deze grote familie van zangvogels. Ze zijn nauw verwant aan alpenkraaien, vogels die ook van dezelfde leefomgeving houden
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie