Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·zoe·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afzoeken
zocht af
afgezocht
zwak -cht volledig

Werkwoord

afzoeken

  1. overgankelijk op alle mogelijke plaatsen zoeken
    • De hele stad werd afgezocht, maar hij werd niet gevonden. 

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be