afvlakken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·vlak·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af en vlakken
Werkwoord
afvlakken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afvlakken |
vlakte af |
afgevlakt |
zwak -t | volledig |
- grote veranderingen verminderen zodat een grafische voorstelling van de verandering horizontaler wordt
- In Ierland wordt een prijsstijging voorspeld van gemiddeld 7 procent, terwijl de Duitse huizenprijzen met 6 procent zullen stijgen. Dat komt onder meer door aanhoudend economisch herstel, toenemende werkgelegenheid en gunstige hypotheekrentes. De slechtste huizenmarkt bevindt zich in Italië, waar S&P geen groei van de prijzen voorspelt. De groei in Nederland zal wel wat gaan afvlakken, aldus S&P, door bijvoorbeeld een hogere inflatie. In 2018 zullen de Nederlandse huizenprijzen volgens de kredietbeoordelaar daardoor gemiddeld met zo’n 3 procent toenemen. (ANP) [2]
- iets wat rond of oneffen is vlak maken
- grote schommelingen dempen
- minder vitaal en levendig worden
Synoniemen
- [2] effenen, nivelleren, schaven, vlakmaken
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord afvlakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afvlakken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 15 februari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be