afvalgips
Niet te verwarren met: gipsafval |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·val·gips
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van afval zn en gips zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afvalgips | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het afvalgips o
- verontreinigd calciumsulfaat dat als onbruikbare reststof overblijft bij chemische productie
- ▸ Die twee oude fabrieken loosden samen 700.000 ton gips per jaar op de Nieuwe Waterweg. Omdat dat afvalgips ook zware metalen, waaronder cadmium, bevatte, waren deze lozingen in toenemende mate een doorn in het oog van de milieubeweging, de overheid en het grote publiek, dat juist in die jaren steeds gevoeliger werd voor milieu-onderwerpen [sic!].[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'afvalgips' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Ernst Homburg“Groeien door kunstmest: DSM Agro, 1929-2004” (2004), Uitgeverij Verloren, Hilversum, ISBN 9789065508195, p. 240 kol. 1 op nrc.nl