Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·stands·schot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afstandsschot afstandsschoten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het afstandsschoto

  1. een schot waarbij het doel op een grote afstand is gelegen
    • Al na veertien minuten stond Vitesse met 2-0 voor: Navarone Foor scoorde in de vijfde minuut, waarna Van Wolfswinkel de score in de veertiende minuut verdubbelde. Voor rust maakte Heerenveen de 2-1, maar de Friese ploeg kon niet voorkomen dat Vitesse in de loop van de wedstrijd alleen maar verder uitliep door twee goals van Van Wolfswinkel. In de slotfase was het Sam Larsson van Heerenveen die met een afstandsschot de tweede goal van het uitspelende team maakte.[1] 
    • Sindsdien beleven we, je merkt het ook aan hoofdrolspelers, de vreemdste campagne ooit. Hier en daar een gewaagde uitspraak. Soms een botsing. Verder: niets. De peilingen bewegen al weken amper. Je verwacht strijd en meeslependheid, je krijgt catenaccio - en soms een afstandsschot. Nu kun je denken: wat maakt het uit, we gaan 15 maart gewoon stemmen, we zien wel. Welnu: het maakt enorm uit. Als de peilingen niet substantieel gaan bewegen, als lijsttrekkers ook de komende twee debatten (zondag: Carré; dinsdag: Jeugdjournaal) op de eigen helft blijven hangen, creëren we als kiezers een partijpolitiek landschap waar amper een regering uit te vormen is.[2]  

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Guus Ritzen 8 april 2017
  2. NRC Tom-Jan Meeus 4 maart 2017