Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·stan·de·lij·ker

Bijvoeglijk naamwoord

afstandelijker

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van afstandelijk
     Waarom werd Martina toch met de seconde afstandelijker? Zowel in haar woordkeus als houding.[1]

Verwijzingen