Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·stan·de·lij·ke

Bijvoeglijk naamwoord

afstandelijke

  1. verbogen vorm van de stellende trap van afstandelijk
     Nadat hij haar had ingelicht over de medische koers die zij wilden varen, was er iets in zijn afstandelijke houding gebroken.[1]

Verwijzingen