afschietperiode
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·schiet·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van afschieten ww en periode zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afschietperiode | afschietperiodes afschietperioden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de afschietperiode v
- (juridisch) tijdsbestek dat men vuurwerk mag afsteken
- Helaas wordt er ook buiten de afschietperiode veel vuurwerk afgestoken.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord afschietperiode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.