afrossing
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·ros·sing
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van afrossen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afrossing | afrossingen |
verkleinwoord | afrossinkje | afrossinkjes |
Zelfstandig naamwoord
de afrossing v
- (het toedienen van) een pak slaag.
- Hij kreeg een afrossing omdat hij zich irritant had gedragen.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'afrossing' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afrossing" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be