Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·los·boe·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aflosboete aflosboetes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aflosboetev / m

  1. een boete die betaald moet worden bij (vervroegd) aflossen
  2. (figuurlijk) het bedrag dat huiseigenaren duurder uit zijn als ze geen belastingvrijstelling (hypotheekrenteaftrek) hebben

Gangbaarheid