aflezing
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·le·zing
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aflezen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aflezing | aflezingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de aflezing v
- het aflezen van iets
- Die histonen zijn ook eiwitten. Ze spelen een rol bij het aflezen van genen. De Amerikaanse biologen ontdekten dat de zandraketschakelaar EBS werkt via twee specifieke histonen. De eerste remt aflezing van de genen die bij de ontwikkeling van bloemen betrokken zijn, de tweede stimuleert ze juist. Beide histonen kunnen zich afwisselend aan EBS binden. Als het tijd is om te bloeien, verandert EBS iets van vorm, zodat het histon voor bloemontwikkeling zich makkelijker kan hechten. [2]
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord aflezing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aflezing" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Gemma Venhuizen 6 augustus 2018 Zandraket start zijn bloei nadat één eiwit van vorm verandert
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be