Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·krab·ber
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afkrabber afkrabbers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afkrabberm

  1. gereedschap waarmee je verf of behang kunt afkrabben
  2. gereedschap waarmee je de wax van een ski kunt verwijderen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen